De Souls-like games maken een duidelijke opmars: Dark Souls heeft de weg vrijgemaakt voor een nieuw genre dat met spoed dat pad bewandelt. Ontwikkelaar Io Interactive deed al eerder een minder geslaagde gooi met Lords of the Fallen. Die game deed alles net niet goed: het tempo lag te laag, de instructieschermen vlogen je om de oren, de combat had te weinig impact en het verhaal wist niet te boeien. Van al die foutjes, echter, lijkt de ontwikkelaar geleerd te hebben bij hun volgende worp: The Surge.
Het grandioze verhaal van Lords of the Fallen maakt plaats voor een veel persoonlijker verhaal dat The Surge vertelt. Al is er wel een hint van dezelfde grootsheid, maar die is wat meer verborgen. Het speelt zich namelijk allemaal af in een wereld die verwoest is door oorlogen en de opwarming van de aarde; een doemscenario dat steeds vaker terugkomt, van films tot boeken, maar zeker ook games. Eén bedrijf heeft daar wat aan willen doen, zij willen de wereld weer opbouwen naar wat het was. Dat bedrijf heet CREO, en jij wil daar als Warren, de hoofdrolspeler, je steentje aan bijdragen. Maar je hebt ook je eigen redenen om je op te geven voor het gevaarlijke werk dat van je verwacht wordt bij CREO. Want Warren zit in een rolstoel en met het exosuit dat het bedrijf maakt is hij ervan verzekerd dat hij voortaan weer zal kunnen lopen. Een uiterst persoonlijke opzet dus.
Warren wordt voorzien van een exoskelet. Er was beloofd dat dit een pijnloos proces zou zijn, echter schreeuwt hij de longen uit zijn lijf wanneer machines zijn lichaam doorboren om hem gereed te maken. Hierna valt hij flauw. Later – hoeveel later weet je niet – ontwaak je bebloed en verward temidden van een schroothoop. Jij hebt geen idee wat er gebeurd is. Waarom ben je hier beland? Wat is er gebeurd? Waar is iedereen? Dat zijn de drie leidende vragen die dit verhaal en jouw avontuur voorstuwen.
Net zoals bij Dark Souls en Lords of the Fallen word je er middenin gegooid, op een zoek-het-maar-uit-wijze. The Surge vindt echter de gouden middenweg als het gaat om hoe erg het spel je aan het handje meeneemt. Dark Souls legt alleen de controls uit, Lords of the Fallen laat bijna niets aan de verbeelding over, en The Surge die helpt je alleen met de essentials. Die worden vervolgens ook nog eens niet in je gezicht gedrukt, maar die zijn netjes verwerkt in de omgeving. Je omgeving is trouwens grotendeels ondergedompeld in een grauw science-fiction toontje, al wil dat niet per se zeggen dat er geen plek is voor lichte gebieden. Het betekent gewoon dat de omgeving uiterst vijandig is: je weet nooit vanuit welke hoek je aangevallen gaat worden. Dat gevoel is kenmerkend voor een goeie Souls-like.
The name of the game in Souls-likes is natuurlijk de combat. De game valt of staat ermee. Gelukkig blijft The Surge fier overeind staan. Waar Lords of the Fallen erg worstelde met een eigen identiteit, lukt het The Surge om volledig zichzelf te zijn door een aantal innovatieve wijzigingen in de formule. Iets wat echt goed verzonnen is en werkt als een ‘carrot-on-a-stick’, is het feit dat je van iedere vijand eigenhandig een ledemaat kan afhakken, wat vaker wel dan niet resulteert in het afhakken van het hiervoor genoemde ledemaat, die je dan voor jezelf kan opeisen. Als een vijand dus een wapen vastheeft in zijn linkerarm die jij wilt, dan kan je die selecteren en je aanvallen als het ware focussen op die arm. Als je hem dan succesvol afhakt, vaak in beeld gebracht door een van de vele finishing moves, bestaat er een grote kans dat jij de blue print ervan verkrijgt. Hierdoor kan je ‘m dan zelf namaken in je ‘med bay’: de hubs in de game waar je Warren zijn level kan upgraden, uitrusting kan aanpassen, en nog meer.
Het is ontzettend leuk om van alle verschillende onderdelen die je bij elkaar sprokkelt je eigen uitrusting te maken. Het voelt daardoor alsof je echt het recht heb ermee te pronken; je hebt immers alles zelf gemaakt, of van een vijand afhandig gemaakt. De combat gaat ook een stapje verder. Een terugkerend fenomeen in Souls-likes is de ‘backstab’: achter een vijand zien te komen en hem dan een rugsteek toe te dienen – zit niet in deze game. En dat vind ik een goede beslissing, want daardoor vecht je heel anders. In plaats van het constant omcirkelen van vijanden, trotseer je ze gewoon frontaal. Er zit wel een executiemechaniek in de game, maar die is dus verbonden met het verkrijgen van meer materialen, wat een extra laag geeft aan de combat. Ook is het zo dat in bijna iedere vijand een zwakke plek heeft – daar zit dan geen armor. Aan jou de vraag of je het erop wilt wagen en een moeilijker gevecht aangaat door te concentreren op het eraf slaan van zijn uitrusting, of dat je kiest voor de snelle en veiligere weg. Maarja, wie niet waagt, wie niet wint natuurlijk!
Zonder uitdagende vijanden heb je ook geen uitdagende game. Gelukkig zitten er daar meer dan genoeg van in. Je zou zelfs kunnen stellen dat er evenveel verschillende soorten vijanden als wapens in de game zitten, want iedereen die een ander wapen heeft gedraagt zich ook anders. Vijanden zijn slim en tot op zekere hoogte onvoorspelbaar, wat het altijd leuk houdt om tegen ze te vechten. Van de eerste baas die ik moest verslaan schrok ik me bijvoorbeeld een ongeluk, en dan met name vanwege hoe moeilijk die was – zolang je niet doorhad wat je moest doen om hem om te krijgen.
Niks is slecht aan de game, maar aan de andere kant doet het ook niks geweldigs. Het is gewoon een onwijze prima game voor als je van Souls-likes houdt. De graphics op zichzelf zijn goed, maar ze doen je niet stilstaan om eens om je heen te kijken hoe mooi je omgeving is. De combat wijkt enigszins ten positieve af, maar voelt in zijn geheel niet beter of vloeiender aan dan bij genregenoten. En het verhaal – ook al is de opzet leuk – valt langzaam maar zeker steeds meer naar de achtergrond. Al met al is The Surge een prima game voor tussendoor, maar hij zal niet herinnerd worden als één van de groten.