“Ik heb niks te verbergen”, een zin die ik vroeger vaak genoeg gezegd heb wanneer het bijvoorbeeld ging over het gebruik van Gmail van Google. Ondanks dat ik deze regel al een jaar of twee niet meer hardop heb gezegd, moet ik bekennen dat ik hem zeker meer dan eens in gedachten heb gehad. Dit terwijl ik de laatste jaren een groeiende interesse heb in ICT in het algemeen, maar vooral ook in data analyses en privacy. Ik dacht dan ook enigszins op de hoogte te zijn van deze laatste kwestie: privacy. Maar niets is minder waar na het lezen van “Je Hebt Wél Iets te Verbergen” van Maurits Martijn en Dimitri Tokmetzis.
De eerste bladzijde van “Je Hebt Wél Iets te Verbergen” begint wat onverwachts met een simpel verhaal gerelateerd aan de Tweede Wereldoorlog. Iemand heeft namelijk jaren later een archief van een Joodse gemeenschap van een rabbijn in zijn plafond gevonden. Direct hierna wordt je door de schrijvers met je neus op de feiten gedrukt met de vraag: “Wat als de Duitsers in de tweede wereldoorlog dit onschuldig archief van de rabbijn hadden gevonden?”.
Dit maakt gelijk het huidige probleem rondom privacy duidelijk, want wat als een kwaadwillend persoon al jouw informatie kan achterhalen? Wat als volgend jaar Donald Trump president wordt en hij de opgeslagen informatie van alle Mexicanen wil misbruiken om zijn befaamde muur tussen Mexico en de Verenigde Staten te financieren? Wie had ooit kunnen denken bij het aanmaken van een profiel op Facebook, dat dit soort informatie voor dergelijke doeleinden gebruikt kon worden? Dit is ook de scherpe conclusie die aan het einde van het boek is te vinden. Wat de initiële gedachte was om onze digitale informatie in eerste instantie te delen met een andere partij, we weten nooit waar de informatie voor gebruikt gaat worden in de toekomst.
“Dat techno-optimisme, waarbij voor ieder probleem een database moet worden opgericht en informatie moet worden uitgewisseld, is nog steeds alive and kicking” – Dennis Broeders over de politici van ons land
Dit is echter de conclusie van “Je Hebt Wél Iets te Verbergen”. In de voorafgaande vijf hoofdstukken lijkt het haast wel of de twee schrijvers je mee op reis nemen naar deze concluderende eindbestemming. De reis zelf? Het driejarig onderzoek dat de schrijvers hebben uitgevoerd om tot deze conclusies te komen. Deze reis neemt je mee langs steden als: “Hoe wordt je gevolgd door websites en de apps op je telefoon?”, “Wat voor informatie kunnen hackers over ons te weten komen?”, “Hoe gebruikt onze overheid alle beschikbare informatie?”, “Maar als de inhoud van berichten verborgen is, is er toch niks aan de hand?” en “Hoe beïnvloed al dit gegraai naar informatie onze autonomie?”.
Stuk voor stuk zeer interessante bestemmingen met een hoop experts die vanuit verschillende invalshoeken hun zegje doen in dit boek. Je wordt er akelig van wanneer je leest dat er flitsveilingen plaatsvinden op de telefoon van je jonge kind wanneer deze een app installeert waar reclame ruimte in zit. Wat het nog erger maakt, is dat deze ruimte wordt gekocht door bedrijven die miljarden verdienen, maar waar jij en ik nog nooit van gehoord hebben.
We zien een bod van 0,50 dollar langskomen. Na wat onderling gepraat van de servers komt er een winnend bod uit van 0,65 dollar.
Dit boek zorgt niet voor een klein stukje bewustwording, maar juist voor een groot stuk bewustwording. We weten niet wat voor informatie wij delen met bedrijven, met welke andere informatie dit alles wordt gekoppeld, wat er nu mee wordt gedaan en al helemaal niet wat er in de toekomst met die informatie wordt gedaan. Ook daar kan dit boek in vele gevallen geen duidelijk antwoord op bieden. “Bedrijfsgeheim” van al de websites waar wij vrijwillig onze informatie op zetten. Toch weet het boek je te raken met een stortvloed van informatie. Het is echter zoveel, dat het aan te raden is om het boek na een paar weken nog eens op te pakken.