Als op een dag Eddie Flynn wordt gekidnapt staat ook het leven van zijn dochter op het spel. Het hoofd van de Russische Maffia in New York zit namelijk in de problemen en Eddie Flynn wordt gedwongen om te helpen. Vroeger was hij advocaat, maar hij zwoer enkele jaren geleden om nooit meer een rechtszaal te betreden. Nu moet hij alles op alles zetten om als de verdediger van Olek Voltsjek de jury te overtuigen van de onschuld van zijn cliënt. Terwijl hij een bom op zijn rug draagt doet hij alles wat in zijn macht ligt om het leven van zijn ontvoerde dochter Amy te redden.
‘Geen tijd om te sterven’ is het debuut van de Noord-Ierse auteur Steve Cavanagh, die op het moment in zijn geboorte land woont. Toch speelt het verhaal zich volledig af in New York en loopt volgens het Amerikaanse rechtssysteem. Die is natuurlijk heel anders dan hier, maar meer dan het feit dat een jury daar met een unaniem oordeel moet komen hoef je eigenlijk ook niet te weten. Hoewel de achterflap sterk doet vermoeden dat het grootste deel van het verhaal bestaat uit de verdediging (de originele titel is niet voor niets The Defence) van de Russische maffiabaas, valt dat in werkelijkheid heel erg mee. Vergis je trouwens ook niet in de Nederlandse titel, want die is eigenlijk best raar. Zeker omdat die niet te linken valt aan het verhaal.
Zoals gezegd speelt het verhaal zich lang niet alleen maar in de rechtszaal af, want het begint allemaal bij de kidnapping van Eddie Flynn. Daarnaast probeert hij het hoofd boven water te houden en blijken zijn vroegere kwaliteiten ook van pas te komen. Voordat hij advocaat werd was hij namelijk een oplichter. Het lukt hem dus wel aardig om de jury om de tuin te leiden, maar ook met zijn kidnappers speelt hij een gevaarlijk spel. Daardoor zijn er in het boek een aantal stukken die té ongeloofwaardig voelen. Dat is jammer, want het haalt je eigenlijk steeds uit het verhaal. De manier waarop de hoofdpersoon zich uit hele benauwde situaties werkt voelen dan ook niet origineel. Het doet dan bijvoorbeeld denken aan de Dan Brown-boeken waarin Professor Langdon zichzelf tientallen keren uit bijna-doodervaringen weet te werken.
Dat is niet het enige wat er mankeert aan het boek, want ergens weet het je niet helemaal mee te sleuren in het verhaal. Het leest wel gewoon prettig weg en is lekker vlot geschreven; geen ingewikkelde zinsconstructies of onnodig veel moeilijke woorden. Alles omtrent de rechtsspraak is ook goed te begrijpen en dat maakt het boek wel gewoon geschikt voor iedereen die graag leest. Alleen, de personages missen iets persoonlijks. Eddie Flynn heeft het de hele tijd over zijn dochter Amy, maar uitgezonderd van een aantal herinneringen aan haar, komen we weinig te weten over het jonge meisje. Datzelfde geldt eigenlijk ook voor de hoofdpersoon zelf, want met alles wat we te weten komen over hem is het toch lastig een beeld te vormen van deze man. Ongetwijfeld is het ergens benoemd, maar waarschijnlijk heb je na lezen geen idee meer wat bijvoorbeeld zijn haarkleur is. Of is hij nou kaal? Veel andere personages worden ook omschreven als knap of lelijk, maar dat zegt natuurlijk niets.
Doordat je het hele verhaal vanuit Eddie Flynns ogen meemaakt, is het ook een stuk lastiger om de spanning op te bouwen. Vaak werkt het toch wel prettig als er van perspectief wordt gewisseld. Waarom lees je niets over de toestand van Amy? Hoewel de advocaat wel iets verdachts ontdekt – zonder verder iets weg te geven van het plot – is dat niet voldoende om je naar het puntje van de stoel te brengen. Het mist verrassende plotwendingen en dat is toch wel iets wat een thriller vaak sterk maakt. De eerst helft van het boek voelt ook niet-kloppend, maar gelukkig blijkt dat later verhaaltechnisch wel goed te zitten en is het geen teken van onkunde van de auteur. Bovendien zijn de motieven van de betrokkenen ook niet heel erg sterk. Dat maakt het hele verhaal nog een tikkeltje ongeloofwaardiger.