Ik ben Jack’s ogen, zonder mij zou hij niet kunnen lezen of zien. Ik ben Eva’s hand, zonder mij zou ze niet kunnen klikken met haar muis en wat handen verder zoal doen. Ik ben een “completely blown mind” en het is de schuld van Fight Club. De film uit 1999, die in het begin weinig liefde kreeg van critici, maar door de jaren heen is uitgegroeid tot een absoluut geliefde cultfilm.
Ongetwijfeld heb je ooit de zin voorbij horen komen: “The first rule of fight club, you do not talk about fight club.” Ondanks dat de tweede regel precies hetzelfde is, is Fight Club allang geen kleinschalig cultgeheim meer. De film is afgeleid van het gelijknamige boek van Chuck Palahniuk uit 1996 en valt in de categorie van films die je opnieuw en opnieuw kan kijken zonder ze zat te worden. De verscheidene, op het eerste oog onbelangrijk lijkende dialogen, weten je telkens weer te boeien. De manier waarop de personages van Edward Norton en Brad Pitt naar de wereld kijken is verfrissend en zorgt dat je zelf als kijker ook weer eens goed gaat nadenken over wat nou echt belangrijk is, en wat bijzaken zijn. Dit alles wordt op een duistere, realistische manier in beeld gebracht door David Fincher, regiseur van onder andere Se7en en Gone Girl.
Laten we echter even een stapje terugnemen en beginnen bij het begin. Fight Club begint met de verslagen uitziende naamloze verteller en hoofdpersoon, gespeeld door Edward Norton. Hij heeft al maanden niet of nauwelijks geslapen, heeft een saaie baan en heeft duidelijk het gevoel dat zijn leven langzaam aan hem voorbij gaat. Of zoals hij zelf zegt: “Zoals zoveel anderen werd ook ik een slaaf van het IKEA-nest instinct.”. Ondanks zijn kritische blik op deze manier van leven, waarin je producten moet kopen om uit te stralen wie je van binnen bent, gaat hij er rustig in mee. Je ziet hem langzaam wegkwijnen en op een avond gaat hij naar een support groep voor mannen met testikelkanker. De openheid, het delen van pijn ook al hoorde hij daar niet thuis, helpt hem aan zijn eerste goede slaap in een lange tijd. Vanaf dat moment is hij verslaafd en gaat hij naar allerlei hulpgroepen. Hij heeft iets gevonden wat zijn leven van de automatische piloot afhaalt.
Zijn plezier hiervan is helaas niet van lange duur. Hij komt een vrouw tegen die naar bijna alle groepen gaat waar hij ook heen gaat en dat verpest het voor hem. Ze maken een verdeling en dat lijkt een oplossing, maar het is allemaal geen oplossing. Zijn cynisme blijft groot en hij blijft ongelukkig met zijn leven. Hij is een kapitalistische zombie die zich laat meevoeren door de massa. De opzet is klaar, we hebben een man die zich verslagen voelt, blijkbaar bereid is bijna alles te doen om te kunnen slapen of even te ontsnappen uit zijn saaie leventje. Op een vlucht terug naar huis ontmoet hij echter iemand die zijn leven een onverwachte wending zal geven. Tyler Durden (Brad Pitt), een zeepverkoper met een eigen manier van denken en originele blik op onze maatschappij, intrigeert hem. Samen zetten ze uiteindelijk een club op die hen helpt te ontsnappen aan het normale, saaie leven. Die mannen weer mannen laat zijn. Zo kan de jager van vroeger zijn stropdas afdoen, achter zijn bureau vandaan komen en weer de adrenaline ervaren die hem het gevoel geeft dat hij echt leeft.
Meer vertellen over Fight Club zal de kijkervaring verpesten voor mensen die het nog niet gezien hebben. Heb je zin in een film met levendige, grappige en intrigerende dialogen die je even laten twijfelen aan het leven dat je op dit moment lijdt? Die je een andere kant tonen van de westerse beschaving zonder dat het voelt als een preek of een echte kritiek, maar je de kans biedt de wereld te zien door de ogen van iemand met een ongewone blik? Zet Fight Club op en ga er eens goed voor zitten. De film is duister, bomvol testosteron en heel intelligent in elkaar gezet. Het is een perfect voorbeeld van hoe je intensiteit kan opwekken zonder explosieve auto achtervolgingen of moderne grafische snufjes. Op het moment van schrijven regent het in het altijd zo zonnige Nederland. Een perfect moment om weg te kruipen op de bank met een goede, duistere klassieker.