Films zijn verhalen en bij verhalen denk je aan happy endings. Bij happy endings denk je misschien aan louche Chinese massagesalons, maar dat zijn niet de vrolijke eindes waar ik het over ga hebben. Om een of andere reden loopt bijna elke film goed af, maar waarom? Waarom kijken we nog naar films (of lezen we boeken) als we vrijwel zeker weten dat het goed gaat aflopen voor de protagonist? In deze tekst probeer ik een antwoord te vinden op deze vraag.
Probeer maar eens een film te bedenken die slecht afloopt. Maar dan ook écht slecht, dus geen open eindes of “het had beter gekund maar het is in ieder geval niet zo erg”. Ik probeerde dat tijdens een lange autorit vol files en het bleek een moeilijke taak. Het lijkt eerder zo te zijn dat de slechtst mogelijke uitkomst van een verhaal een gevalletje “het had slechter kunnen zijn maar dit is nog een relatief goede afloop” is. Pas op voor spoilers, want ik ga de eindes van een aantal films bespreken.
Een van de films die snel wordt genoemd in de categorie unhappy endings is Brazil uit 1985. Dit is al niet zo’n gezellige film (een dystopische wereld waarin bureaucratie en een totalitaire staat regeren) en op het eind wordt je wereldbeeld goed door elkaar geschud: alle mogelijke positieve gebeurtenissen in de film blijken niet echt te zijn en de hoofdpersoon eindigt in een martelkamer waar hij helemaal gek wordt. Einde film. Niet echt een happy ending, zou je zeggen. Echter, eigenlijk gebeurt hier iets anders: gedurende twee uur leren we de protagonist kennen en hebben we vanzelfsprekend het beste met hem voor. Natuurlijk wens je voor een mogelijkheid voor hem om te ontsnappen aan die gruwelijke wereld, maar dat lukt hem niet. Dan ben je beter af door helemaal door te draaien en je niet te beseffen dat je opgesloten zit, toch? De hoofdpersoon komt er dus relatief goed vanaf, ondanks dat er betere eindes te bedenken zijn.
Nog een voorbeeld: The Mist. In deze horrorthriller, naar een verhaal van Stephen King, duikt een dikke mist op waar onbekende dodelijke wezens in rondlopen. Het is aan de protagonist en zijn gezin om het er levend vanaf te brengen. Het einde van The Mist is frustrerend, akelig en voelt onrechtvaardig: wetende dat niemand het waarschijnlijk zal overleven jaagt onze hoofdpersoon zijn laatste kogels door de hoofden van zijn vrouw en kind, zodat ze een snelle dood sterven. Met één kogel te weinig wil hij zich daarna opofferen aan de wezens, en precies op dat moment klaart de mist en is het gevaar geweken. Wat is nu erger: dood gaan aan de wezens of je gezin moeten vermoorden om daarna zelf te blijven leven? Daar kom ik zo op terug.
Om beter te begrijpen hoe mensen omgaan met verhalen duiken we de sociale psychologie in. Er is een theorie over het geloof in een rechtvaardige wereld: van nature neigen we ernaar om onze mening te baseren op hoe rechtvaardig de situatie is. In de praktijk vertaalt zich dit in het spreekwoord “eigen schuld, dikke bult”: als iemand iets slechts overkomt, dan zal die persoon wel iets slechts hebben gedaan. Maar ook andersom werkt het: als je iets goeds doet, dan zal je verwachten dat je daarvoor beloond wordt. Een soort karma dus. Volgens deze psychologische mechanismen hebben we ook het idee dat rijke mensen iets goeds hebben gedaan (bijvoorbeeld hard werken), dat zwervers iets slechts hebben gedaan (want hen is iets slechts overkomen) en vinden we dus ook dat als een protagonist in een verhaal ergens hard voor werkt, deze een beloning moet krijgen. Als het geloof in een rechtvaardige wereld wordt bevestigd (in de realiteit of in verhalen) dan geeft ons dat een goed gevoel.
Nu zal je denken: in The Mist krijgt de protagonist toch geen beloning? Ja en nee. Hij krijgt geen beloning in de vorm van dat zijn hele gezin blijft leven, maar de beloning is wel dat hij zijn gezin heeft beschermd van de dodelijke wezens. Bovendien werkt het geloof in een rechtvaardige wereld hier ook op een ander niveau: hij heeft zijn gezin vermoord (wat in principe een slechte daad is), dus het is zijn ‘straf’ dat hij met die gedachte moet doorleven. In die zin krijg je als kijker dus toch voldoening uit het desondanks frustrerende einde. Dat het frustrerend is heeft natuurlijk ook te maken met de rol die de protagonist heeft: al die tijd was hij de held, maar op het eind moet hij plotseling een slechte beslissing maken waardoor zijn status als held wordt verbroken. We vinden het moeilijk om met onverwachte veranderingen om te gaan. En zo komen we bij het type einde dat in horrorfilms wordt toegepast: het half-open einde.
Je kent vast wel het fenomeen dat alle zombies dood zijn, de geesten zijn verjaagd, de moordenaar is vermoord, en in het allerlaatste shot krijg je nog een hint dat het gevaar nog niet is geweken, bijvoorbeeld door een langsscherende schaduw of bewegende vinger van wat een dood lichaam had moeten zijn. Is dit nou een happy ending of niet? Als het shot er niet bij had gezeten, dan had je als kijker een bevredigend gevoel gehad en was je verder gegaan met je dagelijkse leven. Maar nu weet je: het is nog niet voorbij. Het verhaal is nog niet af. Dus aan de ene kant krijg je een goed gevoel over de film, aan de andere kant blijft deze in je hoofd spoken. Oftewel: de heilige formule van commercieel succes.
Tot nu toe ging het over helden als protagonisten, maar wat als je een antiheld hebt? In de horrorkomedie The Voices volgen we een psychopathische Ryan Reynolds die de ene na de andere persoon koelbloedig vermoordt. Toch ga je met hem meeleven, want hij bedoelt het allemaal niet zo en het is gewoon zijn kapotte brein dat er voor zorgt dat hij dergelijke fouten begaat. Spoiler alert: hij overleeft de film niet. Wat moeten we daar dan van vinden? We zijn met hem gaan meeleven, want hij kan er zelf niets aan doen dat hij slechte daden begaat, maar toch vinden we het niet erg als hij dood gaat. Ook hier speelt het geloof in een rechtvaardige wereld weer op: hoe aandoenlijk iemand ook kan zijn, een slechte daad moet bestraft worden. Waarschijnlijk was de film een minder groot succes geworden als Reynolds aan het einde van de film was genezen, veroordeeld werd voor een paar jaar TBS en vervolgens een nette kantoorbaan kreeg. Ook in films waarin de schurk lijkt te winnen (No Country for Old Men, Seven, Rosemary’s Baby) is er op psychologisch vlak nog steeds sprake van een happy ending: het geloof in een rechtvaardige wereld wordt op een of andere manier bevestigd. Het is natuurlijk de kunst van de filmmakers om een zo creatief mogelijke manier te verzinnen waarop dat gebeurt (waarbij de Saw reeks misschien wel de minst creatieve maar wel meest letterlijke methode heeft gebruikt).
Ten slotte is er nog één alternatief waarop je een goed einde zou kunnen omzeilen: het gebruik van humor. Als je de situatie maar zo absurd mogelijk maakt, zodat er een zo groot mogelijke afstand tussen het verhaal en de realiteit ontstaat, dan kun je overal mee wegkomen. Horrorfilms als Evil Dead maken hier gebruik van. Ook dit is een menselijke eigenschap: maak het absurd, dan zullen veel mensen erom moeten lachen. Lachen betekent een goed gevoel en een goed gevoel betekent kassa voor de producenten. Maar daar zou ik een compleet apart artikel aan kunnen wijden.
Dus om antwoord te geven op de vraag waarom we nog naar films kijken als we toch weten dat het goed zal aflopen: we verlangen naar bevestiging van ons geloof in een rechtvaardige wereld. Films en verhalen versterken dat geloof, dat we vervolgens toepassen in het dagelijks leven. Religie is een gevolg hiervan, net als de boost aan zelfvertrouwen die uit zo’n bevestiging volgt. Verhalen helpen ons de wereld begrijpen, confronteren en modelleren. Net als de wereld en je eigen leven, komt ook aan elk verhaal een einde, wat misschien wel het belangrijkste deel is. Zoals Deadpool al zei: “Who doesn’t love an happy ending, huh?”